Strafrechtelijke veroordeling wegens kinderporno: dringende reden?

Werknemer Jan (gefingeerde naam) is sinds 2007 docent bij een regionaal opleidingscentrum te Rotterdam en is in augustus 2010 onherroepelijk veroordeeld wegens het bezit van kinderporno.Het opleidingscentrum heeft Jan op staande voet ontslagen.  

Voor alle zekerheid dient het opleidingscentrum een voorwaardelijk ontbindingsverzoek in, voor zover bij in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of anderszins komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat.  

Grondslag van het verzoek is de strafrechtelijke veroordeling van Jan en de aard van het misdrijf, waarvoor Jan is veroordeeld. Het opleidingscentrum brengt als belangrijk argument ter onderbouwing van haar verzoek naar voren, dat zij als regionaal opleidingscentrum maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft om haar leerlingen, ouders, verzorgers en alle overige direct bij het onderwijs betrokkenen een veilige leeromgeving te bieden en een kwalitatief hoogwaardig en veilig pedagogisch klimaat te scheppen, waarbinnen de deelnemers hun opleiding kunnen volgen. Het opleidingscentrum stelt, dat deze verantwoordelijkheid zich niet verhoudt met het in dienst hebben van een voor het in bezit hebben van kinderporno veroordeelde docent. Het downloaden van kinderporno houdt de kinderporno-industrie in stand en diegene die kinderporno downloadt is dan ook medeverantwoordelijk voor het ernstig misbruik van kinderen. Als docent heeft Jan een voorbeeldfunctie. Een veroordeelde pedoseksueel hoort niet thuis in het onderwijs, waarbij de zorg voor de minderjarigen aan de docent wordt toevertrouwd.  

Het verweer van Jan was als volgt. Jan heeft erkend, dat hij is veroordeeld voor het in bezit hebben van kinderporno op zijn privécomputer en in tijdschriften. Hij schaam zich hiervoor diep. Maar de tijdschriften waren oud en de bestanden op de computer had hij reeds gedownload voordat hij in dienst trad bij het opleidingscentrum. De bestanden en tijdschriften waren echter nog wel in het bezit van Jan. Jan heeft het opleidingscentrum niet ingelicht over zijn strafrechtelijke veroordeling, omdat hij zich te veel schaamde. Jan heeft altijd uitstekend gefunctioneerd in zijn functie van docent bij het opleidingscentrum. Volgens hem dient voorop te staan, dat zijn vergrijp uitsluitend heeft plaatsgevonden in de privésfeer en dat er geen verband is met zijn functioneren als docent.  

Overigens had de Rechtbank in het strafproces afgezien van het opleggen van een (volgens haar in zaken als deze gebruikelijke) onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat een gevangenisstraf zou leiden tot verlies van zijn baan, die voor Jan van groot belang is, en heeft in dat verband het rapport van de psycholoog geciteerd: ‘Het feit dat de betrokkene op zijn werk zeer goed functioneert, is een zeer positieve factor voor betrokkene en lijkt momenteel het enige te zijn wat hem nog enigszins op de been houdt. Dit zorgt ervoor dat de aansluiting met de werkelijkheid en de buitenwereld wordt behouden en betrokkene niet (verder) wordt weggezogen in zijn depressiviteit en eigen (fantasie)wereld….’.     

De kantonrechter is van oordeel, dat het enkele feit dat Jan strafrechtelijk is veroordeeld onvoldoende zwaarwegend is voor een ontslag op staande voet. Waar het om gaat is het antwoord op de vraag of en, zo ja, in hoeverre de aard van het misdrijf en de aard van de werkzaamheden verband met elkaar houden. Naar het oordeel van de kantonrechter is in het geval van Jan sprake geweest van een dringende reden (lees: ontslag op staande voet waardig). De kantonrechter kent daarbij doorslaggevend gewicht toe aan het verband tussen de aard van de werkzaamheden van Jan en de aard van het door hem begane misdrijf. Een docent die lesgeeft aan -ook- minderjarige kinderen heeft voor hen bij uitstek een voorbeeldfunctie. Met die voorbeeldfunctie is een strafrechtelijke veroordeling voor het in bezit hebben van kinderporno niet te rijmen. De arbeidsovereenkomst wordt, zoals verzocht, voorwaardelijk ontbonden.