Weigeren persoonlijke deelname aan mediation = belemmering van herstel?

Werknemer Peter is werkzaam als algemeen directeur bij een werkgever in de klein metaal branche. Onderhandelingen tussen Peter en de eigenaar/werkgever over een aandelenoverdracht leiden in maart 2009 niet tot overeenstemming. De arbeidsrelatie verslechtert en in april 2011 valt Peter volledig arbeidsongeschikt uit.  

De bedrijfsarts stelt mediation voor. In augustus 2011 is een poging tot mediation ondernomen. Die mislukt. Een nieuwe mediation poging in november 2011 stuit af op de wens van Peter om niet zelf mee te doen aan de mediation-gesprekken, maar om een advocaat te sturen. 

De werkgever zet vervolgens de salarisbetalingen stop. Peter vordert in kort geding, kort samengevat, doorbetaling van loon vermeerderd met de wettelijke verhoging. 

Juridisch kader

Peter heeft op grond van artikel 7:629 BW recht op betaling van zijn loon bij ziekte. Volgens de werkgever weigert Peter echter ten onrechte aan mediation mee te werken. De werkgever is van mening dat Peter, gedurende de tijd dat Peter zijn herstelproces belemmert of vertraagt, geen recht heeft op loondoorbetaling (artikel 7:629 lid 3 sub a).  

Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat het er bij art. 7:629 lid 3 sub a om gaat dat de werknemer steeds die dingen doet en nalaat die van een zieke werknemer in zijn omstandigheden met het oog op een voorspoedige genezing kan worden gevergd. Bijvoorbeeld een operatie die de enige reële mogelijkheid voor genezing is, waartegen vanuit medisch of psychisch oogpunt geen bezwaar bestaat, en de werknemer geen goede reden heeft die te weigeren. 

Oordeel kantonrechter

Volgens de kantonrechter kan van vertraging of belemmering van het herstelproces in de zin van artikel 7:629 BW ook sprake zijn als de werknemer mediation weigert, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, te weten: 

a. mediation is een aangewezen route, gegeven de aard van het conflict; 
b. aannemelijk is dat (het resultaat van) mediation het herstel van de werknemer zal       bevorderen;
c. van de werknemer deelname aan mediation in redelijkheid kan worden gevergd. 

Gelet op de voorgaande voorwaarden komt de kantonrechter tot het volgende oordeel. 
Partijen wijzen mediation als zodanig niet af. De aard van het conflict leent zich voor mediation, afgezien van de vraag of die succes zal hebben. Aan voorwaarde a is dus voldaan.  

De kantonrechter is voorts van oordeel dat voorwaarde c in het midden kan worden gelaten. Het standpunt van de werkgever bevat namelijk de aanname dat de door Peter ervaren spanningen zullen afnemen, en zijn herstel zal intreden, als er een redelijke kans bestaat dat mediation tot een gehele of gedeeltelijke oplossing van het geschil zal leiden. 

Of mediation de genezing zal bevorderen is echter maar zeer de vraag. De onderlinge verhoudingen zijn hevig verstoord. Daarbij stelt of onderbouwt de werkgever niet dat de mediation een redelijke kans van slagen heeft. Het is goed voorstelbaar, aldus de kantonrechter, dat de deelname van Peter aan mediation, bij hem tot nog hogere spanningen zal leiden en zijn herstel zal belemmeren. Aan voorwaarde b is niet voldaan. 

De kantonrechter merkt daarnaast op dat Peter een directe confrontatie met de werkgever bij de mediator weliswaar heeft geweigerd, maar wel bereid was om zich te laten vertegenwoordigen door zijn advocaat, hetgeen volgens de ingeschakelde mediator wel ongebruikelijk is, maar bij hem niet op bezwaren stuit. Van een algehele weigering was dus geen sprake. 

Hierdoor komt de kantonrechter tot de slotsom dat Peter zijn herstelproces niet belemmert of vertraagt. De kantonrechter kent bij deze beslissing doorslaggevend gewicht toe aan de kans van slagen bij mediation en het niet-uitdrukkelijk weigeren van de mediation door Peter. Om die reden is de werkgever gehouden het loon aan Peter vermeerderd met de wettelijke verhoging door te betalen.  

Wilt u reageren? U kunt uw reactie mailen naar info@vanoverbeekdemeyer.nl.