OR-lid maakt het bont: waarschuwing mag niet baten!

Wat was er in deze zaak aan de hand?

De werknemer is er één met een zeer lang dienstverband van 32 jaar wanneer hij binnen de onderneming AB Vakwerk/Agri B.V. toetreedt tot de ondernemingsraad (OR). Deze werknemer is tevens actief kaderlid van de FNV. Na een aantal jaren doet de werknemer diverse ongenuanceerde uitspraken, waarop de voorzitter van de OR hem meerdere keren aanspreekt. 

Laatste druppel

De werknemer heeft in november 2016 in een overlegvergadering tussen de directie en de OR een opmerking gemaakt over de huidskleur van de aanwezige systeembeheerder door op te merken: “Toch goed dat er zwarten zijn om ons te helpen”. De directie is onmiddellijk uit de vergadering weggelopen. De algemeen directeur van AB Vakwerk heeft daarop een brief geschreven aan het dagelijks bestuur van de OR dat dit incident de druppel was die de emmer water deed overlopen. De ondernemer en de ondernemingsraad trekken vervolgens samen op en ondernemen juridische actie om dit gedrag van de werknemer aan banden te leggen.

Uitsluiting van werkzaamheden

Op grond van artikel 13 lid 1 Wet op de ondernemingsraden (WOR) kan de kantonrechter, op verzoek van de ondernemer of van de ondernemingsraad, voor een door hem te bepalen termijn een lid van de ondernemingsraad uitsluiten van alle of bepaalde werkzaamheden van de ondernemingsraad.  AB Vakwerk en de OR hebben in dit geval de kantonrechter gezamenlijk verzocht werknemer uit te sluiten van alle werkzaamheden van de OR voor de rest van de periode -van ruim zeven jaar- waarvoor hij is verkozen.

Kantonrechter c.q. Hof

De kantonrechter heeft het verzoek van beide partijen toegewezen. Het Hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd. Volgens het Hof had de werknemer in ieder geval een ondubbelzinnige laatste waarschuwing voor zijn wangedrag moeten krijgen. De toets voor het uitsluitingsverzoek is of de werknemer het overleg van de OR met de ondernemer ernstig belemmert. Daarvoor is nodig dat er waarschuwingen zijn gegeven om het wangedrag na te laten, waaronder een ondubbelzinnige laatste waarschuwing. Nu de ondubbelzinnige laatste waarschuwing niet was gegeven was de uitsluiting van de werknemer van zijn werkzaamheden niet aan de orde, aldus het Hof.

Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat de uitsluiting op grond van artikel 13 lid 1 WOR in de kern een ordemaatregel betreft. Bij het ernstig belemmeren van de werkzaamheden van de OR valt te denken aan het plegen van inbreuk op de democratische spelregels, maar niet om het uitspreken van een afwijkende mening of het innemen van een minderheidsstandpunt. De Hoge Raad hecht eraan, dat de rechter in aanmerking neemt dat de OR bestaat uit democratisch gekozen leden die het grondrecht op medezeggenschap invullen. De werknemer heeft een aanzienlijke mate van vrijheid in de wijze waarop hij aan het lidmaatschap invulling geeft. Alleen bij een ernstige en herhaalde belemmering van de werkzaamheden van de ondernemingsraad kan een lid van de ondernemingsraad geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten van zijn werkzaamheden. 

En hoe zit het met de waarschuwing?

De Hoge Raad oordeelt, anders dan het Hof, dat voor toewijzing van het verzoek tot uitsluiting van een lid van de ondernemingsraad geen waarschuwing (eenmaal of meerdere malen) vereist is. Het al dan niet geven van een waarschuwing is slechts een gezichtspunt, die een rol kan spelen in de beoordeling. Maar niet per definitie doorslaggevend.

Dit artikel is geschreven door mr. Brigitte Siesling